De kroeg is nog leeg, de vloer ruikt naar sop.
Het gebluf van de nacht is gelucht.
Door het vuil op het raam valt het zonlicht het mooist,
Verhuld, ontvlucht.
En ik denk aan de jaren die weg zijn gevaren
Door de nevel, het donker, de schijn.
Maar wat rond lopen stoeien, langs de kant lopen knoeien,
Een verwaaiende vlaag van er zijn.
Maar geen volgend leven hoeven ze mij straks te geven
Om te verbeteren wat ik fout heb gedaan -
Het zal toch weer hetzelfde gaan.
De koffie smaakt goed met dat kleine glaasje erbij.
Die eerste slok kan nog geen kwaad.
Hij is alleen maar om even te zien hoe het aanvoelt vandaag
En of ik die tweede zo dadelijk laat.
En ik denk aan de vrouwen, het beschaamde vertrouwen,
De beloftes, de leugens, de vlucht.
Tussen de angst te bederven en verstoten te sterven
Was ik een bronstige braller van lucht.
Maar geen volgend leven hoeven ze mij straks te geven
Om te verbeteren wat ik fout heb gedaan -
Het zal toch weer hetzelfde gaan.
De kale spoelt glazen en praat op dit uur liever niet.
Ramses zingt wat ik had moeten doen.
Hij klinkt nog hetzelfde, met diezelfde gulzige zwier,
Toch is het anders dan toen.
Ja, ik heb wel gebeden, gelachen, geleden,
Gevochten, bewonderd, gehuild.
Maar misschien te benauwd, te bang en te koud,
Me te veel in mijn pantser verschuild.
Maar geen volgend leven hoeven ze mij straks te geven
Om te verbeteren wat ik fout heb gedaan -
Het zal toch weer hetzelfde gaan.