En nu wordt het stil
Met die boten op de stroom
Als flarden van een droom uit vervlogen jaren.
Nergens een stem
Op dit van godverlaten uur,
Alleen nog vlekken op de muur, de vergooide woorden.
En toch gaat straks
Het licht weer gloeien in de nacht,
Van wat het moet zijn en dat het weer zal.
En je loopt weer door
Met die vuile honger in het oude spoor,
Terug naar het feest, terug naar de val.
Achter het veem
Is het rood nu uit het blauw,
Verkleurd in grijs en grauw, de verloren liefde.
En daar in de hoek
Drijft het afval van de tijd,
De droesem die overblijft van je verdoolde leven.
En toch gaat straks
Het licht weer gloeien in de nacht
Van wat het moet zijn en dat het weer zal.
En je loopt weer door
Met die vuile honger in het oude spoor,
Terug naar het feest, terug naar de val.