Ik zal niet praten, niet meer vragen nu,
Niet denken aan wat komt.
Niet meer behagen en jagen naar
Wat daarginder ergens lonkt.
Ik zal niet foezelen en snoeven,
Me niet meer verschuilen in de schijn,
Maar stil met jou de nacht in drijven
Alsof we al achter het einde zijn.
En leer me de liefde weer, de liefde, de liefde weer.
Leer me de liefde weer, de liefde weer.
Je moet je weren, want ze proberen je
Te vloeren als het kan.
Je moet opstaan tegen de windhaan,
De proleet, de charlatan.
Je moet je elke dag weer iets harder maken
Om te overleven in het zwijnenkot,
Maar daarmee maak je ook steeds meer
Iets in jezelf kapot.
Leer me de liefde weer, de liefde, de liefde weer.
Leer me de liefde weer, de liefde weer.
Ik wilde stijgen, moest en zou het krijgen, de wereld om mijn nek.
Ik kon niet stoppen, een door hoge toppen
Opgefokte gek.
Maar ik zag de grote droom vervliegen,
Die ik dacht te hebben waargemaakt
En voelde wat ik er door vergeten was
En tenslotte kwijtgeraakt.
Leer me de liefde weer, de liefde, de liefde weer.
Leer me de liefde weer, de liefde weer.
Ik zal niet praten, niet meer vragen nu,
Niet denken aan wat komt.
Niet meer behagen en jagen naar
Wat daarginder ergens lonkt.
Ik zal niet foezelen en snoeven,
Me niet meer verschuilen in de schijn,
Maar stil met jou de nacht in drijven
Alsof we al achter het einde zijn.
Leer me de liefde weer, de liefde, de liefde weer.
Leer me de liefde weer, de liefde weer.